Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? [Wie] merkt op en hoort, [68]wat hierna zijn zal? 68. Want de straffen en plagen des Heeren, die hier in dit leven komen over de onboetvaardige zondaars, zijn maar beginselen van hunne smarten, zo zij niet intijds opmerken en zich beteren en met belijdenis hunner zonden zeggen: Wie heeft Jakob, enz. vs.24.